Reigers Ardeidae |
Teksthistorie
Gemaakt op 13-1-2002, gewijzigd op 29-07-2004
Roerdomp Botaurus stellaris stellaris
Zeer schaarse broedvogel. Jaarvogel in klein aantal.
Roerdomp, Soerendonks Goor ;
2-5-2005 (Rob Bouwman)
Voorkomen als broedvogel
Verspreiding en habitat. Zeer lokaal in de Kempen op visvijvers en geeutrofieerde vennen met rietzomen (waterriet).
Aantallen, dichtheden en trends. De gegevens over de periode 1988-2003 wijzen op een afname in 1988-2000 en een herstel in 2001-2003. Het geteld en geschat aantal pr (schattingen THe) in deze periode zijn als volgt:
Jaar | 1988 | 1990-95 | 1996 | 1997 | 1999-2000 | 2001 | 2003 |
Geteld | 15 | 9 | 7 | 9 | 12 | 13 | |
Geschat | 16-18 | 10-15 | 11-12 | 8-9 | 9-10 | 12-15 | 13-17 |
Aangetroffen territoria in 2003:
Gebied |
Aantal
territoria in 2003 |
Reuselse Moeren | 1 |
Visvijvers Bergeijk | 2 |
Visvijvers Valkenswaard | 3 |
Collse Zegge/Geldrop | 1 |
Beuven/Strabrechtse Heide | 4 |
Platvoetje/Strabrechtse Heide | 1 |
Soerendonks Goor | 1 |
Totaal | 13 |
Voorkomen als niet-broedvogel
Verspreiding en habitat. Zeer lokaal in de Kempen. Habitat vergelijkbaar met broedhabitat, maar ook (vooral tijdens periodes met strenge vorst) op andere plekken met water zoals beken, sloten en zelfs stadsvijvers.
Seizoensverloop, aantallen en trends. Weinig informatie beschikbaar.
Vogels buiten de broedtijd hebben vermoedelijk hoofdzakelijk betrekking op eigen
broedvogels.
Concentraties bij streng winterweer zijn uit de
Kempen nauwelijks bekend. Een uitzondering vormt de vorstperiode in december
2002; medio december werden tot 7 vogels gezien bij de Ringselvennen.
Literatuur
Braaksma, S.
1954. Aanvullende gegevens over de stand van de Roerdomp als broedvogel in
Nederland. Ardea 46: 158-166.
Braaksma, S. & M.F. Morzer Bruyns 1954. De stand van de Roerdomp als
broedvogel in Nederland tot 1953. Ardea 42: 151-162.
Knippenberg, W.H.Th. 1952. Enige broedvogels in Noord-Brabant: Ooievaar,
Roerdomp. Brabantia 1: 79-85.
Woudaap Ixobrychus minutus minutus
Uiterst schaarse broedvogel. Onregelmatige doortrekker in uiterst klein aantal.
Woudaap (onv),
Ringselvennen/Budel-Dorplein ; 23-7-2003 (Frank Neijts)
Voorkomen als broedvogel
Verspreiding en habitat. Zeer lokaal in de Kempen op visvijvers en geeutrofieerde vennen met waterriet.
Aantallen, dichtheden en trends. In de periode 1990-2004 werden jaarlijks
0-6 pr vastgesteld. Het
werkelijk aantal per jaar bedraagt in sommige jaren wellicht een factor 2 van het geteld aantal
(lage trefkans, niet alle gebieden jaarlijks adequaat op soort onderzocht).
A
Gebied / Jaar |
1990 | 1991 | 1992 | 1993 | 1994 | 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 |
Beuven |
1 | 1 | 1 | 2 | 2-3 | ||||||||||
Ekkersweijer |
1 | 1 | 1 | ||||||||||||
Pastoorsweijers |
1 | 2 | 2 | ||||||||||||
Ringselvennen |
1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||||
Visvijvers Bergeijk |
1 | 2 | 2 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | |||||||
Visvijvers Valkenswaard | 1 | 1 | 1 | 2 | |||||||||||
Totaal |
1 | 0 | 3 | 2 | 3 | 5 | 2 | 1 | 0 | 1 | 2 | 4 | 4 | 4 | 6 |
Voorkomen als niet-broedvogel
Buiten de broedparen zijn slechts enkele keren Woudapen
waargenomen. De meeste waarnemingen komen uit het voorjaar (eind april t/m begin
juni), waarbij niet is uitgesloten dat het deels broedvogels betrof.
Literatuur
Bekhuis, J. 1990.
Hoe lang nog broedende Woudaapjes Ixobrychus minutus in Nederland? Limosa
63: 47-50.
Braaksma, S. 1956. Enige broedvogels in Noord-Brabant: IJsvogel en Woudaapje.
Limosa 29: 144-146.
Braaksma, S. 1968. De verspreiding van het Woudaapje (Ixobrychus minutus)
als broedvogel. Limosa 41: 41-61.
Cornelissen, H. 1980. Het Woudaapje (Ixobrychus minutus) in de Kempen.
Blauwe Klauwier 6(2).
Kwak Nycticorax nycticorax nycticorax
Zeer schaarse gast.
Kwakken worden gezien in de maanden april t/m september met de nadruk op mei-juni en augustus.
Seizoensverloop Kwak tot 2005 (n=21)
23-10-2005 |
De Flaes / Neterselse Heide |
1 ad. |
LPe |
07-06-2008 |
Visvijvers Valkenswaard |
1 ad. |
AMe |
26-09-2009 | Budel | 2 ex | WBe |
Kleine Zilverreiger Egretta garzetta garzetta
Doortrekker in uiterst klein tot zeer klein aantal.
Kleine Zilverreigers, Grafven/Strabrechtse
Heide ; 25-5-2006 (Rob Bouwman)
Waarnemingen t/m 2005:
12-06-1976 | Vaarvennen/Malpie | 1 ex | HLu |
eind 1981 | Budel-Dorplein | 1 ex | Feijen |
06-05-1989 | Withollandven/Landschotse Hei | 1 ex | LPe |
05-08-1989 | Keijenhurk/Landschotse Heide | 1 ex | - |
10-05-1992 | Plas Soerendonks Goor | 1 ex | HVr, JEKi |
21-05-1996 | Beuven /Strabrechtse Heide | 1 ex | RBo01 |
09-05-1998 t/m 10-05-1998 | Beuven /Strabrechtse Heide | 2 ex | RBo01 |
19-05-1998 | Beuven /Strabrechtse Heide | 1 ex | IvnWaa |
19-10-1999 | Strabrechtse Heide | 9 ex (ovl) | RBo01 |
27-04-2000 | Plas Soerendonks Goor | 4 ex | RoBo, RuBo |
13-05-2000 | Malpieheide/Valkenswaard | 1 ex (ovl) | HBi |
13-05-2000 | Plas Soerendonks Goor | 1 ex | FNe, HHe |
28-07-2000 t/m 12-08-2000 | Vessemse Vennen | 1 ex | RuBo, NBo, THe |
04-05-2002 | Mispeleindse Heide | 6 ex | LPe |
06-05-2002 | Soerendonks Goor | 2 ex | MBe |
17-05-2002 t/m 21-05-2002 | Landschotse Heide | 1 adz | LPe, THe e.a. |
21-05-2002 | Beuven/Strabrechtse heide | 1 ex | - |
15-05-2003 | Ringselvennen/Budel-Dorplein | 1 ex | - |
25-07-2003 t/m 09-08-2003 | Soerendonks Goor | 1 ex | - |
20-08-2003 t/m 07-09-2003 | Grafven/Strabrechtse Heide | 1 ex | - |
23-08-2003 t/m 24-08-2003 | Keijenhurk/Landschotse Heide | 1 ex | THe, LPe |
19-04-2004 | Ringselvennen/Budel-Dorplein | 1 ex | RoBo |
31-05-2004 | Kromven/Landschotse Heide | 1 ex | LPe |
19-06-2004 | Plas Soerendonks Goor | 1 ad z | - |
26-06-2004 t/m 04-07-2004 | Grafven/Strabrechtse Heide | 1 ex | - |
27-06-2004 | Plas Soerendonks Goor | 1 ex | - |
10-07-2004 | Beuven/Strabrechtse Heide | 1 ex | - |
11 t/m 12-04-2005 | Soerendonks Goor | 2 ex. | RoBo e.a. |
11-05-2005 | Ringselven/Budel-Dorplein | 1 ex | - |
30-05-2005 | Groot Meer/Vessem | 1 ex | LPe |
02-06-2005 | Landschotse heide | 1 ex | LPe |
23 t/m 25-07-2005 | Ringselven/Budel-Dorplein | 1 ex | - |
30-07-2005 | Soerendonks Goor | 1 ex | - |
Grote Zilverreiger Casmerodius albus albus
Doortrekker in klein tot vrij klein aantal, zomer- en wintergast in klein aantal.
Grote Zilverreiger, Soerendonks Goor ;
7-11-2007 (Rene Weenink)
Verspreiding en habitat. Voornamelijk in het oostelijk deel van de Kempen. Wordt vooral waargenomen op plassen, visvijvers en heidevennen, maar ook diverse keren langs beken en andere (smalle) waterlopen.
Seizoensverloop, aantallen en trends. Het merendeel van de waarnemingen heeft op pleisterende vogels
betrekking (maximaal 6 vogels bijeen).
Overtrekkende vogels worden weinig gezien; de maand oktober is hierop een uitzondering.
Eind jaren 1990 en begin jaren 2000 verbleven er in het winterhalfjaar gewoonlijk 1-6 Grote Zilverreigers in de
Kempen, in januari-februari 2002 echter > 11 ex, eind januari-begin
februari 2003 > 21 ex, medio maart 2003 ca 30 ex, eind
september-begin oktober 2003 >20 ex en begin november 2003 30 ex.
Vanaf de winter van 2004/2005 tot heden worden op diverse lokaties in De Kempen
de slaapplaasten van overwinterende Grote Zilverreigers geteld. Momenteel zijn
minimaal 10 vast bezette slaapplaatsen bekend waarvan de aantallen soms flink
kunnen oplopen. E.e.a is momenteel nog beschreven onder het menu
Onderzoek/Oproepen in het menu aan de linkerzijde maar de gegevens zullen t.z.t.
worden opgenomen in de tekst van de Avifauna Online.
Het aantal waarnemingen in de
Kempen is het afgelopen decennium gestaag toegenomen. Tot 1989 was de Grote
Zilverreiger een dwaalgast, in de periode 1989-1997 een onregelmatige gast en
vanaf 1998 een jaarlijkse doortrekker in klein tot vrij klein aantal en zomer- en wintergast
in
klein aantal.
Blauwe Reiger Ardea cinerea cinerea
Schaarse tot vrij schaarse broedvogel. Jaarvogel in vrij klein aantal.
Blauwe Reiger, De Plateaux ; 15-5-2008 (Rob Bouwman)
Voorkomen als broedvogel
Verspreiding en habitat. Broedt jaarlijks in naaldbos op de golfbaan bij de visvijvers Valkenswaard, en sinds 1987 in nat, laag broekbos in het Soerendonks Goor. Incidenteel op andere locaties.
Aantallen, dichtheden en trends.
In de jaren 80 en begin jaren 90 broedden tot max. ca. 141 pr op de golfbaan Valkenswaard: 86 pr
in 1987, 124 pr in 1988, 107 pr in 1989 en 141 pr in 1990. In de tweede helft
van de jaren 90 lagen de aantallen wat
lager: 70 pr in 1996, 60-65 pr in 1997 en 50-55 pr in 1998 (KnnvEh).
De soort broedt al jaren bij de leemkuilen bij Ekkersweijer/Eindhoven (med. FNe
in 2002). In 1995, 2000 en 2001 werden resp. 5, 3 en 3 pr vastgesteld (PrvNbr,
GVi); in 2002 werden 25-30 bewoonde nesten geteld (FNe) hetgeen suggereert dat
de aantallen in voorgaande jaren onderschat zijn.
In het Soerendonks Goor flucteert het aantal
pr met als hoogste aantal 19 pr in 1990: 1 pr in 1987, 3 pr in 1988, >2 pr in 1989, 19 pr
in 1990, 11 pr in 1991, 12 pr in 1994, 12 pr in 1995, 6 pr in 1996, 9 pr in
1997, 8 pr in 1998, 13 pr in 1999 en 15 pr in 2000 (WBe e.a.).
Incidentele broedgevallen sinds 1980 zijn bekend van De Baest/Oirschot (1 pr in
1991 en 1993; JKo), Karpendonkse Plas/Eindhoven (1 pr in 1997; JvdWi), omgeving E3-strand/Eersel (1
pr in 2001; GSa) en
De Hoort/Budel-Dorplein (1 pr in 1988, 2 pr in 1990; THe, WPo97).
Purperreiger Ardea purpurea purpurea
Incidentele broedvogel (1999). Doortrekker in uiterst klein, soms zeer klein, aantal.
Purperreiger (onv), De Pan/Maarheeze ; 7-9-2008 (Rene
Weenink)
Voorkomen als broedvogel
In 1999 vond
het eerste (en tot nu toe enige) broedgeval in de Kempen plaats: een paar bracht
2 jongen groot in het Soerendonks Goor (WBe e.v.a.). De oudervogels werden waargenomen vanaf
05-04-1999 (NBo, THe).
Voorkomen als
niet-broedvogel
Trekt in het voorjaar door in maart-juni (vooral april-mei) en augustus-september. Wordt niet jaarlijks
waargenomen. In 2001 zijn verhoudingsgewijs uitzonderlijk veel Purperreigers
gezien (9 waarnemingen, totaal 10 ex). In 2003 waren dat er nog meer met o.a.
een overtrekkende groep van 14ex op 25 september over de Landschotse Heide en in
2008 vloog een groep van 11ex op 13 september over telpost Loozerheide. In 2009
werden tijdens 6 waarnemingen verspreid over voornamelijk telpost Loozerheide en
telpost Patersgronden in totaal 19exx waargenomen.
Seizoensverloop Purperreiger tot 2005 (n=48)
Koereiger Bubulcus ibis
Zeer zeldzame gast.
24-06-1979 | weiland bij De Hoort/Budel-Dorplein | 2 ex | AvPo |
02-09 t/m 08-09-1985 | Visvijvers Valkenswaard | 1 ex | HdLo |
03-05-2002 | Landschotse Heide | 1 ex | LPe |
Literatuur
Louweren, H. de 1985. Tweede waarneming van een Koereiger in de Kempen. Blauwe Klauwier 11(3): 9.
Ralreiger Ardeola ralloides
Dwaalgast.
mei 1931 (A) | Aarle-Rixtel | 1 ex (vondst) | FEr67 |
Op 12-06-1982 werd 1 ex waargenomen in het Hageven/Belgie (Zonnedauw 14(4): 161), 1 km over de grens van de Kempen.
Zwarte Ooievaar Ciconia nigra
Doortrekker in klein aantal.
Zwarte Ooievaar (onv), Lage Mierde ; 13-8-2007 (Kees
van Limpt)
Enkele recente jaartotalen:
Jaar | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 |
Aantal ex | 8 | 36 | 38 | 24 | 28 | ca.35 |
Verspreiding en habitat. Vooral in de oostelijke helft van de Kempen. Pleisterende vogels worden veruit het meest gezien op de Strabrechtse Heide.
Seizoensverloop,
aantallen en trends. Zeldzame gast in het voorjaar met waarnemingen tussen
11 april en 21 juni. In de nazomer algemener, vooral in augustus. In deze maand
worden regelmatig meerdere (vooral onvolwassen) vogels bijeen gezien, vnl. op de
Strabrechtse Heide (bijv. 4 ex in augustus 1989, 5 ex in augustus 1994, >6 ex
in augustus 2000 en tot 12 ex in augustus 2001).
Tot 1989 werd de Zwarte Ooievaar incidenteel waargenomen. Vanaf 1989 wordt de
soort jaarlijks gezien (m.u.v. 1990 en 1993), vnl. op de Strabrechtse Heide
maar, vooral in 2000, ook in andere gebieden.
Ooievaar Ciconia ciconia ciconia
Voormalige broedvogel. Doortrekker in klein tot vrij klein aantal. Incidentele wintergast.
Ooievaars, telpost Loozerheide ; 24-8-2007 (Rene
Weenink)
Seizoensverloop Ooievaar tot 2005 (n=363)
Voorkomen als broedvogel
Kwam tot ca 1925 als broedvogel in de Kempen voor: tot ca 1925
Aarle-Rixtel, tot ca 1900 Mierlo, tot ca 1895 Helmond, tot ca 1900 Nuenen, en
tot ca 1900 Stiphout (Knippenberg 1952, Van Erve et al. 1967).
Voorkomen als niet-broedvogel
Verspreiding en habitat. Gehele Kempen. Pleisterende vogels worden vnl. gezien in weilanden en indicenteel zittend op bouwwerken.
Seizoensverloop,
aantallen en trends. Trekt in het voorjaar (maart-mei) in zeer klein aantal
door. In de nazomer
(augustus-september) wordt de soort
minder frequent waargenomen, maar wel in grotere aantallen bijeen. Voorbeelden
van dit soort groepen van de laatste jaren zijn hieronder te vinden in de tabel
met waarnemingen.
Er is één overwinteringsgeval bekend: december 1998 t/m februari 1999 2 ex in
agrarisch gebied tussen Vaarle/Nuenen en Stepekolk/Mierlo (RBo01).
Waarnemingen van grote groepen (20+):
30-08-2004 | Ten ZO van Esbeek | 44ex t.p. | - |
20-08-2007 |
Zeelberg / Valkenswaard |
38 ex. t.p. |
div. |
23-08-2007 |
Telpost Strabrechtse Heide |
116 + 50 ex. |
div |
24-08-2007 |
Telpost Loozerheide |
68 ex. |
RWe |
18-08-2008 |
Meerhoven / Eindhoven |
21 ex. t.p. |
div. |
11-08-2009 | Gijzenrooij / Geldrop | ca. 50 ex | MdB |
22-08-2009 | Gestel / Eindhoven | 28 ex | RuBo |
08-09-2009 | Telpost Strabrechtse Heide | 21 ex | AMe |
Literatuur
Knippenberg,
W.H.Th. 1952. Enige broedvogels in Noord-Brabant: Ooievaar, Roerdomp. Brabantia
1: 79-85.